Volgens de Miljoenennota gaat 95 procent van de huishoudens er volgend jaar in koopkracht op vooruit, gemiddeld met 1,5 procent. Over die koopkrachtcijfers is veel te doen. Want wat betekenen die concreet?
Veel mensen werpen tegen dat de 1,5 procent koopkrachtstijging niets voorstelt omdat de zorgpremie, de energierekening en de dagelijkse boodschappen duurder worden. Maar die redenering klopt niet. Het gaat niet om inkomsten, maar om koopkracht: dat wat u met uw euro’s kunt kopen. Bij de berekening zijn verwachte prijsstijgingen al meegenomen. Nederlanders kunnen dus de hogere prijzen betalen en hebben dan gemiddeld nog 1,5 procent meer te besteden dan in 2018, is de verwachting.
Komen de verwachtingen uit?
Maar hoe betrouwbaar is zo’n voorspelling? Tja. De koopkrachtberekeningen worden gemaakt op basis van modellen en verwachtingen over onder meer prijs- en loonontwikkelingen, economische groei en werkgelegenheid. Maar die verwachtingen komen nooit precies uit. Als de economische groei tegenvalt, als prijzen harder stijgen en als lonen achterblijven, beïnvloedt dat de koopkracht negatief. Maar de cijfers kunnen ook positiever uitvallen.
Uw individuele situatie
Een ander punt is dat koopkrachtontwikkeling per huishouden verschilt. Vorig jaar daalde bij één vijfde van de bevolking de koopkracht met ten minste 7 procent, bij een even grote andere groep nam de koopkracht juist met 10,9 procent of meer toe. Hoe de koopkracht zich ontwikkelt in uw individuele situatie is moeilijk te zeggen. Als u vanuit een uitkering weer aan het werk gaat, als u een nieuwe baan krijgt of meer uren gaat werken, neemt uw koopkracht toe. Maar als u stopt met werken of ontslagen wordt, gaat u er misschien wel hard op achteruit. Ook veranderingen in uw persoonlijke leven zijn van groot belang. Krijgt u gezinsuitbreiding of gaat u een huis kopen dan heeft dat gevolgen voor uw bestedingsmogelijkheden.
Verschillen tussen groepen
De koopkracht neemt bovendien in de verwachtingen niet voor iedereen even veel toe. Zo zijn de verwachtingen voor de verschillende inkomensgroepen:
tot 23.700 | + 1,1% |
23.700 - 37.900 | + 1,7% |
37.900 - 55.200 | + 1,6% |
55.200 - 80.300 | + 1,7% |
80.300 en meer | + 1,6% |
Ook verschilt de koopkrachtontwikkeling tussen werkenden, uitkeringsontvangers en gepensioneerden:
Werkenden | + 1,6% |
Uitkeringsontvangers | + 0,9% |
Gepensioneerden | + 1,5% |